Op onze kalender begint het jaar op 1 januari en het eindigt op 31 december. De kerk maakt gebruik van een andere jaarindeling om de christelijke feesten op een goed moment te kunnen vieren. Deze jaarindeling heet het ‘liturgisch jaar’ of ‘kerkelijk jaar’ en verschilt een paar weken van onze kalender.
Dit liturgisch jaar begint vier zondagen voor het Kerstfeest. Deze weken heten de ‘adventstijd’. Christenen bereiden zich dan voor op het feest van de geboorte van Jezus Christus.
Het Paasfeest is het volgende grote feest. Christenen vieren dan de opstanding van Christus uit de dood. Aan het Paasfeest gaat een periode van bezinning vooraf die zes weken duurt en ‘lijdenstijd’ of ‘veertigdagentijd’ wordt genoemd. De zondagen worden niet meegeteld voor deze veertig dagen. Op deze zondagen wordt nagedacht over het lijden en sterven van Jezus.
Veertig dagen na Pasen is het Hemelvaartsdag. Op deze dag vieren christenen dat Jezus door God is opgenomen in de hemel.
Op de zondag tien dagen na Hemelvaartsdag viert de kerk het Pinksterfeest. Dit is het feest van het begin van de kerk. Het gaat terug op het moment dat de volgelingen van Jezus de heilige Geest ontvangen en geïnspireerd raken om het werk van Jezus voort te zetten. Hij is daarbij op een nieuwe manier, niet meer aan tijd en plaats gebonden, aanwezig.
Op de zondag na Pinksteren wordt het feest van de Drie-eenheid gevierd. Christenen geloven niet in drie goden, maar in één. De ene God is bij mensen in drie verschillende verschijningsvormen aanwezig: als Vader aan wie mensen zich kunnen toevertrouwen, als Jezus die het leven van mensen gedeeld heeft, en als Geest die bron van inspiratie is.
Het kerkelijk jaar eindigt in november. Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar noemen de mensen in veel gemeenten de namen van de overleden gemeenteleden.
Al deze feesten hebben te maken met het leven, lijden, sterven en opstaan van Jezus Christus, zoals dat te lezen is in de bijbel.
Klik hier voor een overzicht van het kerkelijk jaar.